Jongeren blijven steeds langer thuis wonen, omdat ze een eigen woning niet meer kunnen betalen. Wat moet er gebeuren om het als starter in de twintig weer mogelijk te maken om een huis te kopen?
Het is voor iedereen anders, maar voor aardig wat mensen van een jaar of 30 of 40 verliep hun woonloopbaan zo’n beetje als volgt. Rond hun 20-ste gingen ze op kamers wonen in hun studentenstad en omdat ze een uitwonende beurs kregen, konden ze -met wat bijbaantjes en hulp van huis- prima door hun studententijd komen. Rond hun 25-ste gingen ze ergens aan de slag en na twee jaar huren en wat losse contracten volgde er een vast contract. Dat was voor veel starters op de arbeidsmarkt aanleiding om, samen met een partner, een afspraak te maken bij een financieel adviseur. Daar bleek dat een leuke eerste woning in de stad prima te bekostigen was (en zo rolden we verder…).
Heb je na het lezen van dit artikel nog vragen over het kopen van je eerste huis? In onze informatiebrochure leggen we je uit wat je te wachten staat, en hoe wij jou daarbij kunnen helpen met onze moderne aanpak.
Huis kopen als starters anno nu
Voor de twintigers van nu is dat echter heel anders. Toevallig sprak ik er afgelopen weken een paar en zij maken zich echt zorgen over hun toekomst. Vaak blijven ze noodgedwongen thuis wonen tijdens hun studententijd en lopen ze een studieschuld op omdat ze zelf hun studie moeten betalen. Bovendien starten ze na hun studie vaak in flexibele banen waar banken niet echt blij van worden, moet je eigen geld inleggen als je een huis wilt kopen (alles wat niet met de waarde van het huis te maken heeft, moet je zelf betalen) en zijn de huizenprijzen fors. Weinig kans dus dat hun ‘woonloopbaan’ lijkt op die van de gemiddelde veertiger.
Even wat onderzoeken erbij halen om te onderbouwen wat die mensen tegen mij vertelden.
Minder snel een huis
ondersteunt de bovenstaande ‘geluiden’ van jongeren. Uit onderzoek in 2018 blijkt dat twintigers later uit huis gaan, langer onderwijs volgen en minder snel een vaste arbeidsrelatie of een huis hebben. In 2018 had de helft van de 27-jarigen een vaste arbeidsrelatie, tien jaar eerder was dat punt al bereikt al op 24-jarige leeftijd. In 2018 was het aantal huizenbezitters onder twintigers stukken kleiner dan in 2008. Het huizenbezit daalde onder alle twintigers; in 2017 had bijvoorbeeld 14 procent van de 22-jarigen een eigen huis, in 2008 was dat nog 26 procent. Twintigers gaan ook op latere leeftijd op zichzelf wonen sinds de invoering van het sociaal leenstelsel.
Kloof tussen inkomen en prijzen
Uit onderzoek van een van de grootbanken blijkt dat het eigenwoningbezit onder middeninkomen tot 35 jaar in zes jaar tijd is gedaald met 15 procentpunt. De kloof tussen inkomen en huizenprijzen lijkt hen parten te spelen; voor een koopwoning wordt in 2019 naar verwachting gemiddeld 8,6 keer een modaal jaarinkomen betaald en in 1995 4,2. Terwijl het aantal mensen van jonger dan 35 jaar met een koophuis in 2012 op meer dan 61 procent lag is dat percentage gedaald tot rond de 48 procent in 2018.
Het kan niet aan het populaire ‘niet willen kopen’ liggen want 60 procent van de thuiswonenden wil graag verhuizen binnen twee jaar. Sterker nog: het aantal jongeren dat een eigen koophuis wil is alleen maar gestegen (van 40 procent in 2012 naar 55 procent in 2018). Uit het rapport: ,,Vooral voor jongeren lijkt de stap naar een koophuis een brug te ver. De aangescherpte hypotheeknormen spelen hierin vermoedelijk een rol. Nieuwe kopers kunnen minder lenen ten opzichte van hun inkomen en moeten meer eigen geld meebrengen. Maar jongeren hebben ook vaker een studieschuld en lijken langer te blijven hangen in flexibele banen.’’
Op RTL Nieuws stond onlangs wel een aardige blog van econoom Nic Vrieselaar naar aanleiding van deze cijfers. Hij vindt het hoog tijd worden dat jongeren opstaan om eigen huizen en vaste banen op te eisen. Hij stelt dat we de problemen niet serieus nemen als we stellen dat jongeren zo graag flexibel in het leven willen staan. Er groeit een generatie op die geen toegang heeft tot een huis door de beperkte beschikbaarheid, de flexibele banen en het feit dat je tegenwoordig veel eigen geld nodig hebt om te kopen. Het is aan de politiek om daar iets aan te doen in zijn ogen.
Aantal starters dieptepunt
Het Kadaster heeft ook een goed onderzoek gedaan naar de starters op de woningmarkt. In het laatste kwartaal bereikte het aantal starters op de woningmarkt een dieptepunt, namelijk 30 procent. Vooral het aantal starters tot 25 jaar krimpt. Uit het rapport: ‘De stedelijke starter lijkt niet meer op de starter van voor de crisis. Ze zijn ouder en kopen vaker samen een woning.’’ De analyse is duidelijk. ,,Waarschijnlijk hangt dit samen met de wijziging in de financiering van de eigen woning. Starters moeten meer eigen vermogen inbrengen en daardoor langer sparen….Daarbij komt nog dat woningen duur zijn waardoor het lastig is om er tussen te komen.’
Meer bouwen zodat starters ook een huis kunnen kopen
Okay, er zijn dus inderdaad duidelijk factoren aan te wijzen die ervoor zorgen dat jongeren langer thuis blijven wonen en geen woning (kunnen) kopen; ze hebben geen buffers door de hoge kosten voor de studie, geen vaste contracten en woningen zijn simpelweg te duur in verhouding tot hun inkomen.
Jeroen Stoop, directeur van Makelaarsland ziet een oplossing in bouwen en subsidies. ‘Meer bouwen kan een positief effect hebben. Als er meer aanbod is dan herstelt het evenwicht tussen vraag en aanbod en zullen huizenprijzen stabiliseren of dalen. Stimulerende maatregelen van de overheid, zoals in de tachtiger jaren is misschien ook een oplossing. Destijds konden starters een ‘premie A-woning’ kopen. Door een flinke subsidie was deze woning voor starters een stuk goedkoper’, aldus Stoop.